De dodendraad bij Zondereigen

De Dodendraad – Zondereigen (BE)  

Herman en Mirella voor de Dodendraad.

Tussen Nederland en België lag jarenlang een dodelijke grens. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) spanden Duitse soldaten over meer dan 400 kilometer een ijzeren grens tussen Nederland en België. Deze grens bestond uit zes ijzerdraden boven elkaar, geladen met 2000 volt, tussen keramieken geleiders aan houten palen. Hij liep dwars over akkers heen, waardoor boeren hun akkers niet of alleen met speciale toestemming konden bewerken. Vandaag leidt mijn Grondreis me naar de grens met België, naar het plaatsje Zondereigen, langs de route van de ‘Dodendraad’.  

De reconstructie van de draad ligt naast een landweg waarop de grenslijn is geschilderd. Fier wappert naast het informatiebord een vredesvlag. Hier ontmoet ik de Belgische Herman Janssen van Heemkundekring Amalia van Solms. Deze geschiedenisvereniging is gevestigd in het Belgische Baarle-Hertog én het Nederlandse Baarle-Nassau. Haar leden zijn zo’n tien jaar terug begonnen met de zoektocht naar de precieze route van de Dodendraad. Ze hebben er inmiddels reconstructies van gemaakt (compleet met prikkeldraad dat patrouillerende soldaten aan weerszijden van de grens moesten beschermen tegen de Dodendraad), er een boek over uitgegeven en wandel- en fietsroutes uitgezet. Ook ontvangen ze veel schoolklassen.  

Herman vertelt dat de Dodendraad in 1915 een onbekend gevaar was. “De mensen hier gebruikten nog geen elektriciteit, dus de draad was een onzichtbare vijand. Voor het eerst werd elektriciteit als oorlogswapen ingezet.” In kranten, ook in Nederland, werd de elektrocutie beschreven als ‘aan de draad blijven hangen’: wie de draad aanraakte was op slag dood, maar door het verkrampen van de spieren bleef het lichaam verstrikt in de draden. Voor heel België zijn er meer dan 800 namen gevonden van mensen die om het leven kwamen bij een grensoversteek, door de draad of door schoten van grenswachten. Die grenswachten waren op het Belgisch grondgebied dus Duitse soldaten. Maar ook aan de Nederlandse kant werd de grens bewaakt door soldaten en prikkeldraad en ook daar vielen doden. Nederland wilde de grens bewaken om haar neutraliteit te behouden.  Herman: “De Belgen hadden eigenlijk gerekend, of in ieder geval gehoopt, op solidariteit van de Nederlanders. Het heeft de relatie lang verzuurd.” 

Toch waren er ook veel mensen de grensversperring te slim af. “De grootste groep vluchtelingen had al voor de aanleg van de Dodendraad België verlaten,” vertelt Herman. “Na 1915 waren het vooral jonge Belgische mannen die de grens over probeerden te steken. Zij wilden zich, na oproepen van burgermeesters en bisschoppen, via Nederland, de zee en Frankrijk aansluiten bij het Belgische leger in het zuiden. Grensgidsen uit de streek kenden de regio op hun duimpje en leerden waar de zwakke plekken in de versperring zaten. Grensgidsen waren jong en oud, man en vrouw. Bekend is de 16-jarige Miet Cornelissen-Verhoeven, een meisje uit het Belgische Hoogstraten. ‘s Nachts leidde ze vluchtelingen in groepjes tussen de draden door, bijvoorbeeld met behulp van ‘passeursramen’. Dit waren opvouwbare houten, achthoekige lijsten die je stiekem onder je jas kon meenemen en tussen de twee elektriciteitsdraden kon plaatsen. Via zo’n ‘raam’ kon je veilig tussen de draden doorglippen.” Ik moet denken aan de bootvluchtelingen van vandaag en mensenmokkelaars die een slaatje slaan uit hun verlangen veilig naar de andere kant te komen. Het smokkelen van mensen is dus niets nieuws en het is ook niet eenvoudig om er iets van te vinden.  

Herman vertelt dat er naast mensen ook post over de grens gesmokkeld werd: spionageberichten naar het radiostation in Baarle-Hertog dat op Nederlands gebied lag, brieven van soldaten naar huis en brieven tussen families die door de harde grens van elkaar gescheiden waren. Maar de meeste smokkelaars vervoerden voedsel: een lucratieve business, want de Duitsers blokkeerden de import van voedingsmiddelen in België. Tussen Zondereigen en Baarle-Nassau zijn zout en ook vele zakken aardappels gesmokkeld. “Dat lijkt me best zwaar, met zo’n zak aardappels door prikkeldraad en dodendraad heen,” merk ik op: “Wie verdiende er eigenlijk aan die smokkel?” Herman weet te vertellen dat Nederlandse boerenknechten met een nacht smokkelen evenveel verdienden als met een maand werken. “Er zijn, met name aan Nederlandse zijde, velen als miljonair uit de oorlog gekomen. Het ging echt om grote bedragen.”  

Toen de oorlog hier in Zondereigen voorbij was, hebben boeren langs de grens de Dodendraad vaak omgeploegd. De keramieken geleiders die ze vonden waren hen onbekend en onnodig, dus zijn ze tussen de ploegen in de akkers beland. Andere delen van de draad zijn gebruikt om de akkers mee te omheinen. Waar drie jaar lang een dodelijke grens lag, pakten mensen het leven weer op. Herman en de heemkundekring hebben deze geschiedenis weer tot leven gewekt. “We vertellen veel persoonlijke verhalen die laten zien wat oorlog concreet betekent in een grensregio als deze. Vaak blijft het begrip ‘oorlog’ ver weg, maar hier zien mensen wat het betekende: je familie niet kunnen zien, niet vrij kunnen reizen, honger en vrezen voor je leven.” 

Ik neem afscheid van Herman na een indrukwekkende geschiedenisles waar ik nog een tijd over doordenk. Verdienen aan een oorlog – ook dat is niet nieuw, maar het geeft me een ongemakkelijk gevoel. Heeft onze Nederlandse neutraliteit ons ook niet veel gekost, vraag ik me af. Wat ‘kost’ sowieso een oorlog, afgezien van een hoop geld? Ik denk aan de pushbacks van vluchtelingen aan de grenzen van Europa. Welke morele prijs betalen we hiervoor in Europa? 


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *