
Bij Oosterhout, Noord-Brabant ligt een uniek stuk landschap. In ‘de Heilige Driehoek’ liggen 112 hectaren aaneengesloten natuur, landerijen, monumentale boerderijen en een dorpsstraat gemoedelijk bij elkaar, met als kern drie kloostercomplexen. Samen met Sander Magielsen, planoloog en bestuurslid van de stichting die het gebied beheert, wandel ik vandaag door de omgeving. Wat maakt ‘de Heilige Driehoek’ zo bijzonder?
Sander ontvangt ons met in zijn hand een luchtfoto van het gebied. De drie kloosters zijn daarop goed zichtbaar. Met enkele ben ik al bekend, zoals de priorij Catharinadal, die al sinds 1647 bestaat en waarvan de bewoonsters, zusters Norbertinessen, sinds een jaar of tien ook wijn maken. Bij de druivenpluk worden ze geholpen door lokale vrijwilligers en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. 250 jaar na hun aankomst in de streek, rond 1900, kwamen er vanuit Frankrijk nog twee kloosterordes naar Oosterhout. Dat waren zusters Benedictinessen die zich vestigden in de Onze-Lieve-Vrouweabdij (en daar nog altijd wonen, inmiddels samen met de bewoners van een woonzorggroep die in een voormalige vleugel van het complex gevestigd is) en broeders Benedictijnen die een stuk grond kochten en daar de Sint Paulusabdij stichtten. In 2006 zijn de laatste broeders uit de Sint Paulusabdij vertrokken; het kloostercomplex wordt nu bewoond door Chemin Neuf, een jonge, internationale, oecumenische gemeenschap. De beide nonnenkloosters zijn dus nog altijd in gebruik door de contemplatieve ordes, waar men in rust het leven op God richt. Rondom de kloosters liggen weelderige tuinen.
“De Oosterhouters zijn best trots op dit mooie gebied”, vertelt Sander, “de Heilige Driehoek is dan ook een plek van rust en bezieling.” De verankering van de kloosters en het gebied met deze grond fascineert me. Was deze grond ideaal om een contemplatief klooster op te richten? Sander: “Dit gebied ligt op de ‘naad van Brabant’, de lijn waarlangs veel Brabantse steden liggen. Het is de overgang van zand naar klei, waar je droog kon wonen én waar vruchtbare grond was voor landbouw. Dus het is misschien geen toeval dat kloosters zich juist hier vestigden.” Is dit een uniek stukje Nederland? “De afwisseling van het landschap is bijzonder”, zegt Sander. “Alleen al binnen dit gebied is er een hoogteverschil van twee tot drie meter. Van zand naar klei, droog en nat, hoog en laag: er is van nature veel biodiversiteit. Dit gebied is tegelijkertijd cultureel erfgoed, als beschermd dorpsgezicht zijn er oude schuren in Vlaamse stijl, boerderijen, kloosters en een oude straatweg. Dat die samenhang zo bewaard is gebleven, is wel uniek.”
Dat blijkt dan ook niet vanzelf te zijn gegaan: in 2000 werd de stichting Heilige Driehoek opgericht, om te voorkomen dat het gebied zou worden ingericht als golfbaan of tuincentrum bijvoorbeeld. Nu is het een beschermd gebied, waar wandelroutes en een kunstbiënnale met exposities bij de monumentale boerderijen en kloosters, een nieuwe impuls gaven.
Bij het beheer van het gebied spelen dus de belangen van agrarisch, cultureel en religieus erfgoed. Gaan die belangen vanzelf samen op? Ik vraag het Sander, terwijl we over de dorpsstraat langs een aantal akkers lopen. “Juist in zo’n historisch landschap kunnen akkerbouw en veeteelt samengaan met biodiversiteit. Bijzonder zijn bijvoorbeeld de traditionele bultakkers, die werden opgehoogd met schapenmest en zand, waardoor ze hoger lagen dan de weg en de slootjes, rullekes op z’n Oosterhouts. Zo gaat de afwatering vanzelf, en is er een natuurlijke barrière voor het vee. In de geultjes groeien dan weer struiken die de ideale bescherming bieden aan kleine zoogdieren. De bomenrijen rond de akkers zorgen dat er vogels leven en vleermuizen kunnen navigeren. We noemen de combinatie van water en groen in landschapsjargon ‘groenblauwe dooradering’. Dit is niet per se de enige plek waar dat gebeurde, maar wel een van de weinigen waar deze historische vormen nog behouden is.” De akker heeft inderdaad een kleine bult in het midden. Achter de bomenrij staan de wijnranken van Catharinadal. Sander: “De afwisseling van bos en land is goed voor de natuur.” Toch maakt dit alles het voortzetten van agrarische praktijken niet gemakkelijk of vanzelfsprekend. Sander vertelt tijdens onze rondwandeling door het gebied dat in de afgelopen jaren een aantal boeren hier is gestopt. “Het is best moeilijk om kleinschalig te blijven boeren. Een aantal boeren heeft er voor gekozen hun land deels te verkopen of alleen te gebruiken om te wonen. Gelukkig kent de Sint Paulusabdij nog een zuivelboerderij waar ook kaas wordt maakt.”
Hoewel de kloosters hier bepalend zijn in het landschap en agrarisch en cultureel erfgoed samen opgaan, ben ik toch nog benieuwd naar hoe de religieuze waarden van de ordes hun blik op de grond bepalen. Hoe kijkt de stichting daarnaar? “De waarde van dit gebied zit ook juist in het niet-tastbare”, vindt Sander. “Zo dicht bij het centrum van Oosterhout en dan zo’n rustige plek.” Dat is mooi, maar ik zou verwachten dat religieuze waarden bijvoorbeeld ook samen zouden gaan met ecologische duurzaamheid. Toch maken de zusters van het Catharinadal geen biologische wijn. Er worden voor de wijnstokken bestrijdingsmiddelen gebruikt: een bordje waarschuwt dat we wel onze handen moeten wassen als we ze aangeraakt hebben. Voor Sander en de stichting is dit ook een zoektocht. “Goede zorg voor de aarde en wat daar leeft is in mijn ogen niet alleen een duurzaamheidsopgave, maar ook een religieuze opdracht,” zeg ik. Sander noemt daarbij het begrip ‘volhoudbaarheid’, als uitgangspunt voor het proces van verduurzaming. Hoe maken we een boerderij of landgoed volhoudbaar, voor de natuur eromheen, in het werk dat er gedaan moet worden en voor de financiën die erbij meespelen? Sander: “Sinds een tijdje is de tuin van de Onze-Lieve-Vrouwe-abdij een diverse, wildere tuin. De hovenier van de abdij heeft in overleg met de zusters een ecologisch alternatief gezocht. Dat is ook een mooi proces geweest, met een goed gelukt eindresultaat. Soms is er ook gewoon tijd en overleg nodig, en komen we zo verder.”
Geef een reactie