“De zeedijk, het land, de akkers – die zijn voor mij een soort ijkpunt, hier kan ik landen.” Anne-Goaitske Breteler is schrijfster, journalist en publiekshistorica en werkt vanuit haar huis in het piepkleine, pittoreske Moddergat. Daar in Noord-Friesland word ik op deze zonnige dag hartelijk ontvangen. Op weg hiernaartoe was me al opgevallen dat er iets verandert als je naar het noorden reist: het licht is anders, het land platter, je kunt kilometers ver kijken. Als Theoloog der Nederlanden ben ik in Moddergat om met Anne-Goaitske te praten over mentale gezondheid op het platteland, naar aanleiding van haar boek De laatste dagen van de dorpsgek.
Tekst gaat verder onder de video
In haar oude vissershuisje, met in de tuin een schrijvershuisje, wapperende was en rondscharrelende loopeenden, voel ik me meteen op mijn gemak. Anne-Goaitske vertelt dat ze in Amsterdam antropologie heeft gestudeerd maar daarna weer terugkeerde naar het noorden: “Ik had hier vrienden, familie en ook mijn man komt hier vandaan. Maar daarnaast vond ik het ook waardevol om terug te verhuizen uit de stad, waar het makkelijker is om in een bubbel van allemaal jonge mensen met dezelfde idealen, opleiding en levensstijl te blijven wonen. Hier moet je samenleven met mensen van alle leeftijden en overtuigingen. Je moet het met elkaar doen, dus je vindt vanzelf wat je wél deelt. En wat ik fijn vind is dat er op elkaar wordt gelet, je wordt gezien. Bijvoorbeeld: toen mijn vader overleed, wisten mensen dat,zonder dat ik het er altijd over hoefde te hebben. Je voelt je gekend.” Die verbinding voelt Anne-Goaitske ook met de grond hier. In haar vrije tijd zoekt ze graag naar aardewerken scherven die in de akkers naar boven komen. Via de scherven en verhalen over vroeger die ze voor haar werk hoort, voelt ze zich verbonden met deze grond. “Ik vind het een mooi idee dat ik in een lijn sta met de mensen vóór mij, dat die het ook allemaal maar gered hebben, het leven hebben volbracht. Dat alleen al is voor mij een middel tegen eenzaamheid.”
Want bij eenzaamheid begon dit boek. “Het thema waarover ik schreef, het fenomeen van de ‘dorpsgek’, is taboe. Toen ik me ging verdiepen in de geschiedenis van mentale (on)gezondheid, realiseerde ik me dat mensen met een bijna romantisch beeld terugkijken op de ‘dorpsgek’. Het was iemand met bijvoorbeeld een lichte verstandelijke beperking die redelijk zichtbaar was in het dorp. Dat was niet altijd makkelijk, maar deze mensen hoorden er wel vaak bij, ze waren dichtbij. Maar er was ook een groep, die we nu bijvoorbeeld als psychotisch of depressief zouden omschrijven, die als onberekenbaar werd gezien. Die mensen werden verstopt. Letterlijk, omdat ze niet naar buiten mochten, maar ook omdat er over hun klachten niet kon worden gepraat. Mensen leden in stilte en konden daardoor heel eenzaam zijn. Ik denk dat op het platteland nog steeds wel zo is. Dat wilde ik aanstippen in mijn boek.”
Aan de keukentafel, naast een oude bedstee, vertelt Anne-Goaitske dat ze de waarden van gemeenschapszin op het platteland waardeert, maar dat er ook een lastige kant aan zit: “Ik pleit ervoor om het collectivistische een beetje los te laten. Dat vond ik mooi aan in de stad wonen: daar is juist weer meer ruimte om je individuele identiteit te laten zien. Ik denk dat veel mensen in een dorp bang zijn er niet bij te horen als ze zichzelf zijn. Bang om af te wijken van de norm. Mag ik dan nog wel een biertje komen doen in de kroeg?’ Terwijl, wie bepaalt die norm überhaupt? Men ontneemt elkaar zo de nieuwsgierigheid, en dat vind ik zonde!” Daarom moedigt Anne-Goaitske in haar eigen dorp en door in haar boek mensen aan om niet alles op te kroppen of weg te stoppen, maar erover te praten.
Tekst gaat verder onder de foto

“Maar wie mag er eigenlijk bij zo’n hechte gemeenschap horen? Zou ik ‘van hier’ kunnen worden?” vraag ik me hardop af. Anne-Goaitske: “Ja, dat denk ik wel! Al maakt het wel uit wat de houding is van een nieuwkomer. We hebben hier ook veel ‘westerlingen’, ‘Hollanders’, die gelijk Fries leren en zich inzetten voor het dorp. Laat zien dat je mee wil doen, dan hoor je er snel bij. Dat geldt ook voor een vluchtelingengezin dat we hier in de buurt hadden, die werden onderdeel van de gemeenschap. Maar er is natuurlijk ook een andere kant. Zoals een tijd terug, een grote groep asielzoekers, dat lag toch lastiger. Het is dan moeilijk om een persoonlijke band op te bouwen en aan elkaar te wennen.” Anne-Goaitske brengt het met nuance, zoekend naar woorden om uit te leggen dat mensen niet per definitief het ‘anders-zijn’ afwijzen, maar soms wel wantrouwend staan tegenover ‘het andere’.
“Eigenlijk zou iedereen een beetje dorpsgek moeten willen zijn?”, vraag ik. “Ja, dat is precies waar ik voor pleit!”
Lees meer over Mirella’s bezoek Hemel op de grond en Ruilverkaveling in Ferwerd.
Geef een reactie