
Uit zee land maken, Nederlanders doen het al eeuwen. Met kwelderwerken, gemalen en dijken, en sinds de vorige eeuw ook door het opspuiten van zand. Zo werden de Eerste en Tweede Maasvlakte gemaakt, nieuw land voor de haven van Rotterdam. Maar juist die nieuwe Maasvlaktes hebben een hele oude geschiedenis: in het zand zitten fossielen, zoals mammoettanden en mensenbotten van tienduizenden jaren oud. Hoe komen die fossielen daar terecht? Als Theoloog der Nederlanden ga ik op onderzoek uit.
Het is onverwacht zonnig als ik op woensdag 5 februari op fossielenexpedietie ga met Walter Langendoen. ‘Voordat we naar het strand kunnen, moeten we de getijden checken’ zegt hij. ‘We kunnen op pad na hoogwater, als het water zich langzaam terugtrekt.’ Walter was twaalf jaar geleden een van de eerste ‘fossielenjutters’ op het Maasvlaktestrand. Na het posten van zijn vondsten op Facebook, kwam hij in contact met de archeologische dienst van Rotterdam en met natuurhistorisch centrum Naturalis. Inmiddels werkt hij als voorlichter bij ‘Futureland’, het voorlichtingscentrum van de Rotterdamse haven.
Walter: “Bij het opspuiten van de Tweede Maasvlakte tussen 2008 en 2013 werd zand uit de Noordzee gebruikt. Dit werd gewonnen uit een zandwinput van 20 meter diep, 40 meter onder de zeespiegel, uit een gebied dat we ‘Doggerland’ noemen. Daar woonden zo’n 10.000 jaar geleden mensen: het gebied is in de afgelopen 500.000 jaar vaker land dan zee geweest.” Tussen de zandlagen zitten resten van mensen, dieren en planten uit de periode van 12.000 tot 6.000 jaar voor Christus. Oud land werd dus nieuw land. Walters eerste grote vondst? “Dat zijn de hyenakeutels, versteende zwarte balletjes. Hieruit bleek dat grottenhyena’s echt zo westelijk in Europa hadden geleefd, dat was voorheen onzeker. Met de uitwerpselen van de hyena’s konden ze bij Naturalis weer van alles te weten komen over andere dieren die op Doggerland geleefd hadden en welke bomen er groeiden. In de poep waren sporen van botten en pollen te vinden.”
Al jaren haalden vissers op de Noordzee in hun netten resten van mammoeten naar boven, zoals schedels en slagtanden. Maar kleine fossielen zoals menselijke gebruiksvoorwerpen of kiezen van woelmuisjes, die glipten door de mazen van het net. Dat Walter in 2014 stukjes bot vond, was dan ook, zonder dat hij het in eerste instantie doorhad, groot nieuws. Het bleek om schedelfragmenten van een mens te gaan, vermoedelijk een vrouw, die net als de mammoeten zo’n 9.600 jaar geleden hier leefde. De prehistorische informatie doet me een beetje duizelen: al zoveel jaren hebben mensen en dieren een verbinding met dit gebied. Hoe zag hun leefwereld eruit? Zouden we ons in hen herkennen? Intussen ligt onze geschiedenis op het strand voor het oprapen.
Laarzen aan en het strand op dus. Het duin waar we op staan is 14 meter boven NAP, terwijl dit voor 2008 nog 32 meter lager lag, onder water. Vandaag hebben we een leeg strand voor onszelf. Hoewel, leeg is het dus juist nooit, laat Walter zien. “Ik ben echt anders gaan kijken naar het strand. Daar, sporen van een vos. En hier liggen lege haaieneieren, door de wind het duin op gewaaid. Daar waar andere mensen leegte zien, zie ik alleen maar leven. Zelfs schelpen zijn ooit levende diertjes geweest.” Een paar keer denk ik een stuk bot te hebben gevonden en laat ik het aan Walter zien, maar helaas. Terwijl ik het over mijn schouder weer op het strand gooi, verzucht ik “Weer niks…”. Maar dan corrigeert hij me: “Alles is iets!”
We lopen richting de waterlijn. Walter: “Het is twee keer per dag hoogwater, dus de zee brengt twee keer per dag nieuw zand om in te zoeken.” Bij het opspuiten van de Tweede Maasvlakte was zoals gebruikelijk de (maritieme) archeologische dienst betrokken. “Er is precies bijgehouden welk zand waar is opgezogen en waar het terecht kwam. Maar in de praktijk bleek dat eigenlijk onwerkbaar, want de stroming verplaatste het zand voortdurend”, aldus Walter. Grip krijgen op de vondsten bleek dus moeilijk. Eigenlijk is deze hele fossielenzoektocht een paradox, merk ik op. Zonder de zandsuppleties voor de Maasvlaktes waren deze ontdekkingen over Doggerland nooit gedaan, maar door het opspuiten zijn de precieze zandlagen nu niet meer te reconstrueren. Wat duizenden jaren is geconserveerd, is nu door elkaar geschud.
Het brengt me bij allerlei vragen over het Nederlandse land, hier in de haven van Rotterdam, die we hier vanaf het strand vreemd genoeg nauwelijks zien. Wie bepaalt er eigenlijk of er land bijkomt of weg gaat? Wie maken het heden en het verleden van het land op deze plek? Wat vinden we van de haven, die tegelijkertijd bepalend en belastend is voor de natuur, maar ook een belangrijke economische aanjager? De archeologische resten uit de Noordzee zetten me ook stil bij onze eigen toekomst: zullen onze steden ook ooit op deze manier vergaan? En hoe ver in de toekomst ligt dat moment?
Terug naar de kust. Ik volg Walter die zigzaggend, blik naar beneden, de vloedlijn volgt. Ik pak schelpjes op, stukjes hout en steen, en hier en daar wat scheepsafval zoals steenkool of een elektriciteitsdraad. Met een snelle blik analyseert Walter mijn vondsten: ‘Dit is versteend hout, ook duizenden jaren oud, maar nee, geen bot. En dat is limoniet, versteende ijzerhoudende klei, maar de meeste mensen vinden een steen niet zo bijzonder, geloof ik.’ En dan is het toch raak: we hebben een stukje eeuwenoud dierenbot in handen en later nog een versteend stukje ivoor, van een mammoetslagtand. Ineens ligt er een stukje prehistorie in mijn handpalm. ‘Je mag het meenemen hoor,’ zegt Walter, ‘we vinden hier genoeg van.’ Voor hem is het niet zo bijzonder meer, maar eenmaal thuisgekomen krijgen de stukjes tand en bot een speciaal plekje in de kast. Ik kijk er elke dag nog even met ontzag naar.


Geef een reactie